Wat kan u thuis doen?

afasie (taalproblemen):

  • Spreek de afaticus aan als een volwassene, gebruik eenvoudige maar geen kinderlijke taal.
  • Probeer de afaticus zijn aandacht te verkrijgen door hem aan te raken of zijn naam te noemen.
  • Kijk hem aan (oogcontact): het zien van mondbewegingen en mimiek stimuleert het begrip.
  • Ga niet roepen of harder praten. Dat is vaak zelfs hinderlijk.
  • Praat over concrete zaken: dingen die de afaticus bekend zijn en interesseren, dingen uit de onmiddellijke omgeving. Vermijd nare onderwerpen niet.
  • Neem tijd voor een gesprek. Ga er rustig voor zitten (praten niet combineren met andere activiteiten).  Spreek langzaam en duidelijk op een natuurlijke manier.
  • Overleg met de logopedist welke communicatiemogelijkheden voor uw familielid het meest geschikt zijn.
  • Spreek in korte zinnen en benadruk de trefwoorden.
    • Bijv. De dokter komt om 10 uur.
  • Vermijd uitgebreide omschrijvingen maar breng slechts één idee aan per zin.
    • Zeg niet: “Terwijl jij T.V. kijkt lees ik de krant”.
    • Maar zeg: “Jij kijkt T.V.” ”Ik lees de krant”.
  • Plaats de belangrijkste woorden aan het einde van de zin: dan worden deze gemakkelijker onthouden. Als “morgen” het belangrijkste gegeven is in de mededeling, zeg dan niet: “Morgen komt Annie”, maar zeg “Annie komt morgen”.
  • Gebruik pauzesverdeel een langere zin in verschillende ideeën in d.m.v. pauzes, pauzeer tussen de zinnen in (tel tot 5).
  • Gebruik gebaren of beeld iets uit om het begrip te stimuleren. Wijs de zaken aan indien mogelijk.  Als je een gebaar gebruikt, doe dat dan op het moment dat je het woord uitspreekt, anders zorg je voor verwarring.
  • Maak gebruik van de geschreven taal en van prenten of tekeningen om iets duidelijk te maken.
  • Verander niet te snel van onderwerp. Als je over iets anders begint, geef dit dan aan, verander je houding, sluit het vorige onderwerp af d.m.v. een gebaar en kondig het nieuwe onderwerp aan, pauzeer tussen de twee onderwerpen.
  • Houdt rekening met het dialect van de afaticus.
  • Als de afasiepatiënt grote begripsmoeilijkheden heeft, maak dan gebruik van ja/neen-vragen.
    • Niet: “Waar gaat u naartoe?”
    • Maar wel: “Gaat u naar de winkel?”
  • Wacht telkens een reactie af vooraleer verder te praten. Kijk goed naar de reacties en gelaatsuitdrukkingen.  Geef de afaticus de tijd om de zin te verwerken.  Controleer of hij het begrepen heeft.
  • Herhaal eventueel de zin, nog trager indien nodig. Soms is het nodig iets op een andere manier te formuleren.
    • “Ik ga boodschappen doen”.
    • “Ik ga naar de winkel”.
  • Dwing de afaticus niet om te spreken. Moedig wel zijn pogingen aan.
  • Laat de afasiepatiënt vragen beantwoorden met ja of neen; eventueel met ja-knikken of neen-schudden.
    • Niet: “Vertel eens hoe u zich voelt?”
    • Maar wel: “Voelt u zich goed?” “Voelt u zich niet slecht?”
    • Let op! Sommige afasiepatiënten verwarren ja en neen.  Controleer telkens of hij wel degelijk ja en neen bedoelde.
  • Laat de afasiepatiënt ook zaken aanwijzen of uitbeelden (mimiek en gebaren). Stimuleer dit door het zelf voor te doen.  
  • Laat de afaticus zelf ook tekenen of schrijven. Vaak is dit een hulpmiddel om zich beter te uiten.  Stimuleer hem hiertoe.
  • Herhaal wat u denkt te hebben verstaan. Informeer of het juist is.
  • Verbeter de afaticus niet te veel. Spreek niet in zijn plaats.  Geef hem de tijd om te praten.  Wacht rustig tot hij klaar is.
  • Stel geen vragen aan derden die de afaticus zelf kan beantwoorden. Praat niet over zijn hoofd heen met andere personen.
  • Zorg ervoor dat de patiënt niet te vermoeid is want vermoeidheid heeft een negatieve invloed op het begrijpen en spreken.
  • Zit of sta aan de goede, niet verlamde zijde van de patiënt wanneer er sprake is van een uitval van één helft van het gezichtsveld (=hemianopsie), in dit geval kunt u als oefening én in overleg met de patiënt ook aan de gestoorde zijde gaan zitten om hem te stimuleren en zich bewust te maken van die zijde en het hoofd te draaien.
  • Toon begrip. Laat merken dat u beseft hoe moeilijk het voor hem is. 
  • Ga zijn verdriet niet negeren of eroverheen praten. Bevestig eerst zijn verdriet, nadien kan je over iets gezellig praten.
  • Wees zo eerlijk mogelijk.
  • Laat merken dat u blij bent met elke kleine verbetering die de afaticus maakt.
  • Probeer zoveel mogelijk de normale gezinsactiviteit door te laten gaan. 
  • Zoek bezigheden en spelletjes die de afaticus graag doet en kan doen. In sommige gevallen kan iets samen doen het praten vervangen (bijv. muziek, postzegels, kaarten, …).
  • Probeer contacten met vrienden en kennissen in stand te houden. Licht hen ook in omtrent de problematiek.
  • Geef slechts hulp waar nodig. Vermijd overbezorgdheid en spoor aan tot zelfstandigheid bij dagelijkse activiteiten.
  • Neem geen beslissingen die de afaticus aanbelangen zonder dat hij er zelf bij betrokken wordt.
  • Lawaai, drukte of veel mensen die door elkaar praten brengen verwarring voor de patiënt.

dysartrie (spraakproblemen):

  • wees eerlijk: vraag de persoon te herhalen wanneer je de boodschap niet goed verstaan hebt
  • bevestig: zeg aan de persoon wat u denkt te hebben verstaan (vb. 'ik denk dat je bedoelt')
  • zorg voor een rustige omgeving: zet TV en radio tijdens het spreken uit
  • geef de persoon genoeg tijd om te antwoorden op uw vraag
  • tracht de patiënt niet te onderbreken
  • ga niet luider of op een kinderlijke manier praten: de persoon kan u goed verstaan
  • hou oogcontact en kijk naar de lippen : dit verbetert het begrijpen
  • zorg als er veel bezoek is dat de persoon bij het gesprek wordt betrokken, praat niet over zijn/haar hoofd
  • hou rekening met vermoeidheid van de persoon: ‘een kort bezoek boeit, een lang bezoek vermoeit’
  • TIPS VOOR DE PATIENT:
  • Het belangrijkste op dit ogenblik is dat de omgeving u zo goed mogelijk verstaat. Richt dus altijd uw volledige aandacht op het spreken wanneer u iets wil zeggen.
  • spreek trager
  • spreek in kortere zinnen
  • probeer zo goed mogelijk te articuleren (overdrijf desnoods de uitspraak wat)
  • leg voldoende pauzes in de zin
  • zorg dat er altijd oogcontact is met de persoon die je aanspreekt
  • ga dicht bij de luisteraar staan
  • verander niet te snel van onderwerp
  • ondersteun eventueel het spreken met duidelijke gebaren
  • probeer woord per woord te spreken als het spreken heel moeilijk gaat (vb. ik/ben/moe)
  • probeer de boodschap op te schrijven wanneer u heel slecht verstaan wordt (op papier of op een schrijflei)
  • als het schrijven moeilijk gaat, kan u op een letterkaart de eerste letter van het woord proberen aanduiden of de woorden spellen (vb. w-e-l-k-o-m)

dysfagie (slikproblemen):

Goed rechtop zitten tijdens de maaltijd: 90°

- Voeden in bed proberen te vermijden

- De kin naar de borst (hoofd licht naar voren) brengen voordat u gaat slikken

- Probeer regelmatig te kuchen tijdens en na het eten

- Neem voldoende tijd om te eten

- Zorg voor een rustige omgeving, zet radio en tv uit

- Spreek niet tijdens het eten

- Neem pas een nieuwe hap als de vorige volledig is weggeslikt

- controleer of de mond volledig leeg is

- Klop nooit op de rug bij verslikken maar probeer goed te hoesten en wacht tot de ademhaling terug rustig is

- Blijf na de maaltijd nog een 10 à 20 minuten rechtop zitten

- gemalen of gemixte voeding gaat gemakkelijker om door te slikken bij kauwproblemen

- bij verslikken in vloeistoffen kan het nodig zijn de dranken in te dikken volgens de richtlijnen van de logopediste

- gebruik geen teutbeker bij personen met slikproblemen want dit lokt verslikken uit

 

Kookboeken

In de afgelopen jaren zijn diverse kookboeken voor aangepaste voeding verschenen, geschreven voor patiënten met slikstoornissen als gevolg van hoofd-halskanker, een hersenziekte of een spierziekte. Ze kunnen ook voor andere patiënten met slikproblemen behulpzaam zijn om makkelijker, maar toch smakelijk te kunnen blijven eten.

 

Als eten moeilijker wordt...
Koken met smaak ... ook in functie van kauw-en slikproblemen en geur- en smaakverlies

Door Yves Meerman, kok en parkinsonpatiënt. Gent, Parki's Kookatlier, 2015.
Een lijvig kookboek (200 pagina's) met behalve veel recepten ook kooktechnieken. Bij alle recepten staat een 'kauw- en slikadvies', dat wil zeggen hoe het gerecht zachter, gladder of meer vloeibaar gemaakt kan worden. 

Prijs 19,95 (exclusief verzendkosten), te bestellen op info@parkiskookatelier.be
Ook verkrijgbaar via de boekhandel: ISBN 9789082324204  

 

Als eten even moeilijk is
Receptuur: Thea Spierings. Uitgave: Caplan Books Nijmegen, 2013.
Op verzoek van Stichting Klankbord, die opkomt voor de belangen van mensen met kanker in het hoofd- en halsgebied.

Prijs hardcover: 12,95 in (online) boekhandel
Prijs voor iBook: 8,99 (via iTunes voor iPad of Mac)

Deel I verscheen in 2007 Deel II verscheen in 2013

 

40 recepten voor lekkerbekken. Ook als het slikken wat moeilijker gaat.
Geschreven en getekend door Margriet van der Poel, die in 2012 overleed aan ALS, maar haar heerlijke recepten voor moeilijke slikkers heeft achtergelaten in dit boekje.
De volledige opbrengst gaat naar de Stichting ALS.

Prijs: 10,= (excl. verzendkosten).
Bestellen via de webshop van Stichting ALS Nederland 

 

Piet Puur. Gerechten die vlot naar binnen gaan.
40 recepten van de Vlaamse tv-kok Piet Huysentruyt voor smakelijke gemalen voeding.
De opbrengst gaat naar de Belgische ALS-liga.

Prijs: 12,50
Bestellen via (online) boekhandels

 

Brintafelen
Een boek met 49 verschillende Brinta-paprecepten op basis van verschillende melkproducten en eenvoudig klaar te maken. Voor mensen die met name dikvloeibare voeding eten.
Auteurs: Wies van Broekhoven (begeleidster in de zorg voor mensen met een vestandelijke beperking) en Ilse van Kempen (logopedist). 
Uitgave: Boekenbent, 2012.

Prijs: 12,50
Bestellen via uitgeverij Boekenbent.

Smaakstoornissen:

Men zegt wel eens dat we ook eten met onze neus en ogen. Smakelijk uitziende gerechten roepen vanzelf al smaaksensaties op en doen je zin krijgen om te eten. Smaak is dus een combinatie van waarnemingen van verschillende zintuigen. 

We kunnen 5 basissmaken waarnemen: zoet, zuur, zout, bitter en umami (hartig). 

Een belangrijke voorwaarde is de aanwezigheid van speeksel. Een uitgedroogde tong en mond nemen geen smaken waar. Het speeksel lost als het ware de smaakstof op en biedt ze aan de smaakpapil aan. De papil is op haar beurt verbonden met zenuwuiteinden die de smaakprikkels naar de hersenen overbrengen. Daar worden ze herkend en omgezet in een smaaksensatie.

Een smaakstoornis betekent meestal een vermindering van de smaak, in zeldzame gevallen kan het ook gaan om het volledig wegvallen van de smaak. Omdat alles minder smaak heeft, heb je soms ook minder eetlust.

Mogelijke oorzaken van smaakstoornissen zijn:

  • verminderde gevoeligheid van de smaakpapillen met het ouder worden
  • aantasting van de slijmvliezen van tong en mond bijv. door uitdroging, ontsteking, infecties (schimmel, virus of bacterie), slechte mondhygiëne, roken, bestraling
  • tekort aan vitamine B12
  • bepaalde geneesmiddelen bijv. chemotherapie, sommige bloeddrukverlagers, cholesterolverlagers en bepaalde antidepressiva, 
  • diabetes en schildklieraandoeningen
  • lever- en nierziekten
  • aantasting van het smaakcentrum in de hersenen door bijv. een beroerte, een tumor of door aandoeningen zoals de ziekte van Parkinson of Alzheimer

Tips:

* zorg voor een goede mondhygiëne, verwijder zo nodig beslag van je tong met een tongschraper

* zorg dat je voldoende eet, stimuleer je smaakpapillen door je eten goed te kruiden

* drink voldoende zodat je slijmvliezen niet uitdrogen, bij voorkeur zoet, zuur of bitter

* bij een droge mond kan je kunstspeeksel gebruiken